Ha Jur,
Zomer! De zomer loopt al op z’n eind, de hittegolf is voorbij, maar ik denk vooral aan Summer, waarmee Ali Smith onlangs haar seizoenenkwartet heeft voltooid. De cyclus is een triomf van inventiviteit en verbeelding, in haar gepatenteerde tovertaal, tegen het decor van de actualiteit. Vier romans in vijf jaar – en wat voor romans!
Hoe zou de wereld eruit zien in de zomer? vroeg ik je toen in 2016 het overvolle, maar boeiende Autumn verscheen. Zou het haar lukken de tijdgeest zo dicht en tegelijk zo bezonken op de huid te blijven zitten, jarenlang? Ja dus. Summer, het dikste van de vier boeken, speelt in coronatijd, de gruwelijke dood van George Floyd houdt de gemoederen bezig, het is een snapshot van het Nu en tegelijkertijd, dat is het knappe, veel meer.
De samenhang binnen de cyclus is opmerkelijk. Smith heeft niet alleen iedere vijf seizoenen een sterke roman gepubliceerd, maar ook een vorm gecreëerd die het geheel uittilt boven de delen. Personages keren terug – in Summer zijn er rollen weggelegd voor de oude Daniel Gluck uit Autumn en voor Art en Elizabeth uit Winter. Dieren keren terug: de gierzwaluwen. Kunst keert terug: niet alleen in de covers van David Hockney, maar ook als levend motief, haast een personage, van Pauline Boty (Autumn) tot Lorenza Mazzetti (Summer). Daarnaast weeft Smith een web van literaire en culturele verwijzingen dat zorgt voor eenheid. Telkens weer duiken Shakespeare en Dickens op (‘It was the worst of times, it was the worst of times.’), een raadselachtige sculptuur van Barbara Hepworth speelt een rol. En dat alles in Smiths onnavolgbare idioom, soepel, verrassend, joyeus. Haar eruditie is nooit muf of protserig.
Van Ali Smiths vele kwaliteiten heb ik over haar vermogen superhechte constructies te maken nog het minst gelezen. De vier romans hebben steeds drie delen, maar met een klassieke driedelige roman (zoals ‘iedereen’ die volgens Oscar Wilde kan schrijven) hebben ze weinig van doen. Dat wil zeggen, Smith gebruikt de vorm om hem binnenstebuiten te keren. De drie delen staan niet voor fasen in de ontwikkeling van een hoofdpersonages, maar het zijn vensters of aktes, waarbinnen de scènes zich steeds in dezelfde volgorde afspelen. Smith kiest allerlei perspectieven en vertelvormen, maar ze herháált die keuze in ieder deel. Onderbrekingen of uitweidingen die op het eerste oog willekeurig lijken, creëren zo hun eigen logica.
De vier romans beginnen allemaal met een korte boutade over de actualiteit. In Autumn (de eerste Brexit-roman) aan de hand van het begrip ‘fall’. In Winter: een opsomming van alles wat dood is (bijna alles). In Spring: willen, willen, de wil tot willen! (‘Now what we don’t want is Facts.’) En in Summer: een schitterende uiteenzetting over onze onverschilligheid tegenover de catastrofes van deze tijd aan de hand van het woordje ‘So?’
Het openingshoofdstuk lijkt aanvankelijk op zichzelf te staan, maar krijgt in deel 2 en 3 van de romans steeds een pendant. Op een of andere manier verraste me dat telkens weer, zoals een goochelaar je verrast met het konijn uit zijn hoed. In Summer vormen de beginsecties van de drie delen een drieluikje over de films van Lorenza Mazzetti. In Spring is het een riff op ‘willen’: blind natuur-willen, maar ook machtswellust, online ego-dictatuur. In Winter blijkt het openingshoofdstuk de fantasievolle opmaat voor een spel met Dickens’ A Christmas Carol.
In Winter heeft ieder deel de vorm kort-lang-kort-lang-kort. De twee lange hoofdstukken gaan over Sophia, een strenge oudere dame die vervreemd is van haar vrijgevochten zus en wordt bezocht door een zwevend kinderhoofd, en haar zoon Art, een zeurderige blogger die vlak voor Kerst gedumpt is en een wildvreemde meisje meeneemt om voor te stellen aan zijn moeder. Het middelste hoofdstuk gaat over het ontstaan van een decennialang kampeerprotest tegen de komst van een luchtmachtbasis. Het slothoofdstukje is een commentaar op de actualiteit.
Klinkt schematisch, om zo’n opzet in elk van de drie delen te herhalen, maar bij Smith is het juist zo’n strak harnas dat haar ongebreidelde verbeeldingskracht bijeenbindt. Alles kan, lijkt het, maar wanneer je het boek dichtslaat – of beter, wanneer het verwonderde terugbladeren begint – openbaart zich de uitgekiende compositie.
Ik zag laatst een video van de verrukkelijk absurde én houtsnijdende keynote-speech annex stand-up-performance die Smith in 2012 gaf op een schrijversconferentie. Het moest gaan over vorm en inhoud, style en content. Geen dankbaar onderwerp, tikkeltje uitgekauwd. De twee zijn min of meer onscheidbaar, weten we. Maar ze gaf die amper verrassende conclusie glorieus gestalte. Les A t/m Z volgens Ali Smith: ‘Do what the story wants.’ Zo simpel is het kennelijk.
No Comments