
Beste Joep,
Of ik de schrijver Hermann Hesse kende?
Ze keek me aan met grote, verwachtingsvolle ogen. Ik keek terug in de tijd. Toen ik nog tien jaar jonger was dan zij, las ik Siddhartha, maar ook Kim van Kipling, en de queeste van de brahmanenzoon en het Ierse weeskind zijn voor mij één geworden. Ze sprak met een zwaar Duits accent.
“Jazeker,” zei ik.
Het was een paar maanden geleden aan het begin van een bijeenkomst met studenten van verschillende universitaire en kunstopleidingen. Ik had je al eerder over dat moment willen vertellen, maar het kwam er niet van. Tegen de studenten prevelde ik wat over de magie van het beginnen, over hoe je elk moment zelf ergens aan kunt beginnen, en zo ook in het leven zelf. Zoiets. Natuurlijk om te kijken wie van de studenten het stokje van me over zou nemen. Zij dus.
“En kent u Stufen? Zijn gedicht Stufen?”
Nee, dat kende ik niet. Ze had het vertaald in het Nederlands. Altijd wanneer ze naar een ander land reisde, maakte ze zich de taal een beetje eigen door haar lievelingsgedicht te vertalen. Toen ik over de magie van het beginnen sprak, dacht ze dat ik naar het gedicht verwees. En plechtig citeerde ze de passage waar het haar om te doen was:
Und jedem Anfang wohnt ein Zauber inne,
Der uns beschützt und der uns hilft, zu leben.
“Ken je het hele gedicht uit je hoofd?” vroeg ik?
“Ja.”
“Zou je het willen voordragen?”
“Jawel.”
Ze ging rechtop op haar stoel zitten. Ik op het puntje van de mijne. De andere studenten in de kring schoven wat ongemakkelijk op die van hun. Ze deed haar ogen dicht. Boog haar hoofd iets achterover, als om ontvankelijker te zijn voor steun van boven. Ik keek naar de paar dreads in haar haren, de kleurrijke kralen erin, hoe alles aan haar paste in het beeld dat ze nu ging neerzetten. En toen overrompelde ze me met de jeugdige overtuiging van haar stem:
Stufen
Wie jede Blüte welkt und jede Jugend
Dem Alter weicht, blüht jede Lebensstufe,
Blüht jede Weisheit auch und jede Tugend
Zu ihrer Zeit und darf nicht ewig dauern.
Es muß das Herz bei jedem Lebensrufe
Bereit zum Abschied sein und Neubeginne,
Um sich in Tapferkeit und ohne Trauern
In andre, neue Bindungen zu geben.
Und jedem Anfang wohnt ein Zauber inne,
Der uns beschützt und der uns hilft, zu leben.
Wir sollen heiter Raum um Raum durchschreiten,
An keinem wie an einer Heimat hängen,
Der Weltgeist will nicht fesseln uns und engen,
Er will uns Stuf´ um Stufe heben, weiten.
Kaum sind wir heimisch einem Lebenskreise
Und traulich eingewohnt, so droht Erschlaffen;
Nur wer bereit zu Aufbruch ist und Reise,
Mag lähmender Gewöhnung sich entraffen.
Es wird vielleicht auch noch die Todesstunde
Uns neuen Räumen jung entgegen senden,
Des Lebens Ruf an uns wird niemals enden,
Wohlan denn, Herz, nimm Abschied und gesunde!
No Comments