Beste Jur,
Hoewel ik nooit een letter van hem gelezen had, vond ik Javier Marías (1951) een zeer goede schrijver. Dat heb je soms. Best vaak eigenlijk – we hebben zoveel meningen, de meeste zijn noodgedwongen ongefundeerd, op zijn best secundair. Van Marías’ boeken verschijnen lovende recensies in de krant, zijn naam prijkt prominent op lijstjes met Nobelprijskandidaten. En jaren geleden zag ik een documentaire waarin Marías achter een statig bureau een vel papier in zijn typmachine draaide en uitlegde dat hij ieder volgetikt vel netjes nummerde en opborg in een map en het geschrevene vervolgens niet meer teruglas, laat staan corrigeerde. Hooguit controleerde hij een keer de spelling van de naam van een bijfiguur. Was de map vol dan ging het boek naar de drukker. Marías schoot in één keer raak. Hij moest wel een zeer goede schrijver zijn.
Nu ik voor het eerst een roman van hem heb gelezen, Koorts en lans uit 2002, constateer ik dat Marías inderdaad een zeer goede schrijver is. Maar wel een heel ander soort schrijver dan ik altijd heb gedacht.
Koorts en lans is het eerste deel van Marías’ trilogie Jouw gezicht morgen, over een Spaanse letterkundige die voor de Engelse inlichtingendienst MI6 werkt. Hij heeft een bijzonder talent voor het doorgronden van mensen, op basis van de minieme aanwijzingen in hun gedrag en houding en spraak. Deze eerste roman speelt zich volledig af rond het etentje waarbij de hoofdpersoon gerekruteerd wordt, met uitgebreide flashbacks (zijn scheiding, de Burgeroorlog) en flashforwards (het geheimzinnige werk). Alle personages zijn verbonden aan Oxford en bedienen zich van dezelfde afstandelijke, plechtstatige toon, oeverloos redenerend en speculerend, zonder ooit de draad kwijt te raken, zonder iets te missen.
Mariás hanteert een esthetica van de uitputtende beschrijving, de totale duiding, het niets-dat-ongezegd-mag-blijven. Hij is net als zijn ik-figuur een briljant observator, die zijn cast tot op het bot analyseert. Hij schrijft scherpzinnig over hoe wij ontstaan en onszelf worden in de taal. Tegelijkertijd heb ik me ook bladzijdenlang ronduit verveeld.
Maar het gekke is: het boek beklijft. In mijn herinnering, een maand later, zijn de personages springlevend en warmbloedig. Ik zie de straten en kamers haarscherp voor me. De verhoudingen en karakters zijn complex en merkwaardig realistisch. Het is een effect dat ik eigenlijk van geen andere roman ken. Terwijl hij die honderden taaie pagina’s typte, vol ambtelijke, eindeloos kronkelende zinnen, verstopte de goochelaar Marías stiekem een waarachtige wereld tussen mijn oren.
No Comments